Mees Alkemade senior
(1879 - 1931)
Hieronder de beschrijving van de familie Alkemade uit het onvolprezen
Jubileumboek van de Fokkersvereniging "Dravend door de tijd".
In z'n geheel overgenomen en van extra foto's voorzien.
Bartholomeus Jacobus Alkemade werd op 28 september 1879 te Noordwijk geboren als zoon van een schaapherder. Hij was waarschijnlijk ook voor dit beroep voorbestemd, maar zijn koopmansinstinct leidde hem een andere richting op. Pas van school verkocht hij zijn konijnen en ging met de opbrengst naar Leiden, waar hij een partij rundervet kocht, die hij met een kleine winst aan de man bracht. Hij was koopman geworden. Eerst ging hij met een hondekar langs zijn klanten, welke later vervangen werd door een kar met een hit. Met zijn blonde, blozende kop en zijn geestige handelsmanieren bouwde hij een vaste klantenkring op.
Op 16-jarige leeftijd verkocht hij zijn gehele handel en trok naar Berlijn. Hier kwam hij als stalknecht in dienst bij de Gebr. Beermann, die aan de baan van Weissensee een grote draversstal en draverfokkerij hadden. Ook de paardenhandel was een onderdeel van het bedrijf. De gebroeders Beermann kochten toen al paarden in Amerika, Rusland en Frankrijk en de jonge Mees, die zijn ogen en oren goed de kost gaf, zou daar later zijn voordeel mee doen. Als trainer-rijder was Eugen Treuherz aan de stal verbonden, in die tijd een beroemdheid en meermalen kampioenspikeur van Duitsland.
De jonge Mees ging na afloop van een inspannende werkdag met de paarden nog wat bijverdienen met een handel in Hollandse kaas, waarvoor hij een kelder als opslagplaats had gehuurd. De kaas werd geleverd door zijn oude boter-, kaas- en vetleverancier in Holland.
Na een paar jaar hard werken kocht hij in de winter van 1902 in Berlijn zijn eerste draver, de bruine Amerikaanse merrie Cribbage. Samen met deze draver, een oude sulky en een tuig keerde hij naar Noordwijk terug. De merrie was voor weinig geld te koop geweest omdat ze rechts-achter een dik been had. Mees, die bekend was met de heilzame werking van het zeewater, wist hier wel een oplossing voor en hij kreeg de merrie weer in vorm. Ze won gelijk bij haar debuut in Nederland op de baan Woestduin op 19 april 1903 en bracht f 36,- winnend bij een inzet van f 2,50. Hiermee was zijn beroep als trainer-pikeur definitief begonnen, daarnaast bleef de handel in paarden hem bezig houden. Ook begon hij toen al dravers te fokken, want in 1904 werden twee veulens van hem geregistreerd, Nobel en Joel, beide van de Amerikaanse hengst Redburr.
In 1905 en 1906 had hij zijn entrainement op Woestduin. Grote indruk maakte hij tijdens een koers (de Bhek-prijs) op deze baan toen de leidsels van zijn paard Fedora braken en hij koelbloedig via de staartriem op de rug van zijn draver kroop en deze tot stilstand wist te brengen.
Boven: De draf- en renbaan Woestduin werd geëxploiteerd
van 1901 tot 1910. In 1905 en 1906 trainde Mees Alkemade
hier zijn paarden en vertrok daarna naar Bergen.
Voor de pagina over Woestduin: Click hier
Getrouwd
Hij trouwde met Annie (Anna) Kuyten (geb. 26-10-1877), een dochter van een grote vishandelaar uit Woerden. Zij toonde al jong ondernemingslust, toen ze met haar zuster een internationale vishandel op Parijs dreef. Zij zou een grote steun voor Mees in het bedrijf betekenen. Zijn entrainement was sinds 1907 gevestigd in Bergen, waar hij als Stal Holland aan de Breelaan, vlak bij de mooie renbaan, een ruime binnenstal had. Veel succes boekte hij met de draver Brummbär, destijds eigendom van Jack de Jong, een van zijn grootste eigenaars, die een gerenommeerd bookmakerskantoor in Amsterdam had. Deze Jack de Jong is de overgrootvader van J.(Jack)G.H. de Jong, die in de tachtiger jaren van de 20ste eeuw een succesvolle trainings- en handelsstal in Duitsland opzette.
Boven: De drafbaan in Bergen. Hier trainde Mees Alkemade zijn paarden.
In 1911 werd ook deze baan gesloten vanwege het totalisatorverbod.
De familie woonde ook in Bergen en daar is dochter Nelly geboren.
In de zomer van 1911 is de familie naar Duitsland vertrokken.
Voor de pagina over Bergen/Alkmaar: Click hier
Boven: Alkemade wint met Dagobert te Bergen op 17-06-1908.
Boven: Alkemade heeft met de hengst Derby gewonnen
te Bussum begin juni 1907.
Boven: de Duitse hengst Brummbär was een crack in de jaren 1905-1910.
Hier poseert hij met zijn toenmalige trainer Mees Alkemade
na een overwinning te Bergen op 24-7-1907.
(Uit:
De revue der sporten jrg 1, 1907, no 5, 27-07-1907)
Boven: Artikel over de hengst Brummbär, de ontdekking van
Jack de Jong en Mees Alkemade.
(Uit: De revue der sporten jrg 11, 1917, no 4, 03-10-1917)
Boven: De 3-jarige Arnoldus zegeviert met Mees Alkemade
op Duindigt in de Troostprijs d.d. 1-11-1910.
Eig. C. Harmeyer.
Handelsman
Reeds in die jaren toonde Mees zijn handelstalenten. Regelmatig kocht hij paarden in het buitenland, ook voor buitenlandse eigenaren. Ook koerste hij wel in het buitenland. Zo won hij op zondag 28 augustus 1910 op de baan te Dordmund-Huckarde vier van de zes koersen, waarin hij aan de start kwam. Samen met zijn eigenaar Jack de Jong namen ze een eigen hoefsmid in dienst, die een premie kreeg als het door hem beslagen paard eerste of tweede werd. Ook was destijds Rinus de Wagter, de latere rechterhand van Willem Geersen, aan zijn stal verbonden.
In 1911 kwam het noodlottige totalisatorverbod, dat in één klap de Nederlandse drafsport te gronde richtte. Mees Alkemade toonde toen zijn handelskwaliteiten, wetende dat men in Duitsland en Denemarken om goede dravers zat te springen. Hij kocht de beste dravers, fokmerries, dekhengsten en jonge paarden bij tientallen voor een habbekrats op en stuurde ze met wagonladingen naar het buitenland. Onder de Fokmerries bevonden zich o.m. Alruna, Beresta, Flossie B, Maud Murray, Royal Vesta en Volante, alle met uitstekende produkten in Nederland. Bij de hengsten waren o.m. Lansier, Merry Simmons en Bobichon. Bobichon, die kort tevoren in
Purmerend afgekeurd was, kocht hij hier voor f 600. Hij verkocht hem door voor maar liefst 25.000 DM naar Duitsland, waar hij in de Koninklijke Westfaalse Landsstoeterij te Warendorf ter dekking gesteld werd. De mark stond toen op een koers van 60 cent. Deze volle broer van de Franse tophengst Fred Leyburn (v. Kalmia u. de Amerikaanse Helen Leyburn) zou daar uitstekende kinderen verwekken. De merrie Volante ging met haar zoon Elegant Bai naar Denemarken. Mees had er op het stamboekpapier voor zijn collega Jan Koster, die zich daar in het voorjaar van 1913 als trainer gevestigd had, bijgeschreven, dat hij in Elegant Bai een toekomstige Derbywinnaar zag. En zo geschiedde,
in 1915 in handen van Jan Koster Jr. Voor August Speckmann uit Everswinkel kocht hij in 1911 maar liefst 12 dragende merries in Nederland.
Verhuisd naar Duitsland
Nadat Mees hier alles weggekocht had, vertrok hijzelf in de zomer van 1911 naar Duitsland om zich als trainer-pikeur te vestigen aan de baan Hamburg-Farmsen, die kort daarna op zondag 6 augustus 1911 geopend werd. Hij pachtte daar het tegenover de drafbaan gelegen Gestut Lehmbrook en begon zich op de fokkerij toe te leggen met een aantal uit Nederland meegenomen merries. Zijn eerste eigen dekhengsten waren de 1.73 meter grote Nederlandse hengst Lansier (van Admiral Dewey uit Baroness Zelda) en de Franse hengst Estimauville.
Bij zijn stallen had Mees 15 ha weiland, benevens enige akkers, welke hij met zijn eigen dravers bewerkte en waarop hij zijn eigen haver teelde. In 1915 had hij al 37 paarden op zijn stoeterij. Eind 1916 schafte hij de Franse hengst Ivan le Cosaque 1.20.8 aan, wiens naam werd veranderd in Graf Haeseler. Zijn prestaties op de baan vielen in Duitsland danig tegen en tot overmaat van ramp bleek hij ook nog onvruchtbaar. Later zou Cees Ockhorst deze hengst onder zijn oorspronkelijke naam weer naar zijn oude vorm brengen en nog vele successen met hem boeken.
Vanuit Hamburg maakte Mees ook succesvolle uitstapjes naar Denemarken, waar hij verschillende koersen won en naar Zweden.
In het najaar van 1912 hield hij al een verkoping op zijn stoeterij van een achttal jaarlingen, die hij het jaar te voren met de moeders te voet uit Nederland ingevoerd had. Reeds in het najaar van 1913 bezocht hij Amerika en kwam met 14 dravers terug.
Ook op de baan behaalde hij successen, vooral met de merrie Friber 1.23.9 van de heer Johannes P. Fritzsche, die een stoeterij in Springhoe bij Kellinghausen in Holstein had en welke merrie door Mees in 1913 als veulen met de moeder Berbera geimporteerd was. Op oudere leeftijd zou zij nog naar Nederland komen en hier de crack Abdullah Scott brengen. In het najaar van 1915 is ook Jan Koster Jr., die met zijn vader naar Denemarken vertrokken was, nog enige tijd als tweede pikeur aan zijn stal verbonden geweest.
In 1916 stond Mees met 23 overwinningen zelfs op de derde plaats van de Duitse pikeurs. Als eerste man had hij op zijn entrainement de hulp van Otto Buirma, die ook nog bij Van Wickevoort Crommelin en Sake Witteveen gewerkt had en 14 jaar tot zijn dood in 1925 bij Mees zou blijven. Hij was een meester in het vormen van jonge paarden. Daarna is Mees zijn zwager Piet Appel nog bij hem in dienst geweest.
Het ging de eenvoudige en rondborstige Mees in Duitsland voor de wind. Toen aan het eind van de eerste wereldoorlog in Nederland het koersleven weer ging opbloeien, was Mees er als de kippen bij om dravers en vooral renpaarden voor de koersen te leveren. In de jaren 1921 en 1922 liepen zelfs renpaarden van hem met succes op Duindigt.
De Houberg
Al spoedig werd de stoeterij in Hamburg te klein voor zijn uitdijend bedrijf. Najaar 1919 pachtte hij een groot bedrijf in Elten, vlak bij de Nederlandse grens. Zijn woonhuis (Stationsstraat 11, nu Lobitherstrasse 7) met stallen en een prachtige trainingsbaan lagen vlak bij het station. In 1921 kocht hij dit bedrijf. Een paar honderd meter verder op Nederlands grondgebied pachtte hij de grote boerderij 'de Houberg' met uitgestrekte weiden voor zijn fokmerries en veulens. Dit lag in de gemeente Herwen en Aerdt, vlak aan een arm van de Oude Rijn, maar kon alleen via Duits grondgebied bereikt worden. Het was vruchtbare, kalkrijke, kleigrond, welke 's winters onderstroomde, omdat de Rijn toen tussen Spijk en Tolkamer nog een overlaat had, welke in 1959 definitief zou worden afgesloten. Maar pas toen de uitgang bij Kandia in 1970 werd afgesloten, behoorden de overstromingen definitief tot het verleden. Op zijn trainingsbaan in Elten (nu het domein van de jeugdafdeling van de voetbalclub Fortuna Elten aan de Europastrasse) organiseerde Mees op 2 en 9 september 1923 zelfs koersen. Later zou deze baan vervangen worden door een trainingsbaan en stallen in wat nu 'Park in Elten' is.
Boven: De gebouwen van van Stoeterij 'De Houberg' in 1937.
Boven: het woonhuis, de stallen en de hooiberg
van Stoeterij 'De Houberg'.
Boven: Merries en veulens bevolken in 1937 de vruchtbare weide
van Stoeterij 'De Houberg'.
Boven: De fokmerries Rochelle Maid 2.14½ (links)
en Elizabeth Dillon 2.11 voor de maaimachine op
'De Houberg'.
Boven: De dekhengst Harvest Druien voor
de statige woning van Mees Alkemade.
Importeur
De handel in paarden en de draverfokkerij werd steeds belangrijker. Mees had de stamboeken en vaktijdschriften van alle belangrijke draflanden in huis. Hij zou uitgroeien tot de grootste draverimporteur van Europa, met connecties naar alle belangrijke Europese draflanden. Hij kocht bij scheepsladingen vol Amerikaanse dravers aan. In de eerste jaren kocht hij die paarden ook nogal eens in Londen, waar de Amerikaan George Watson jaarlijks een verkoping van door hem geëxporteerd materiaal hield. Al spoedig ging Mees zelf vaker naar Amerika, waar hij steevast op de Old Glory Sales in New York in het eind van november de belangrijkste koper was. Hij kocht niet alleen voor zichzelf, maar ook in opdracht van anderen. Hij was een buitengewoon aangenaam en openhartig zakenman, die een onbegrensd vertrouwen genoot. Ook de 'Staatliche Traberzuchtkommission' van Duitsland verstrekte hem regelmatig opdrachten. Samen met de Rijksvertegenwoordiger Dr. Arthur Knauer (van stoeterij Paulinenacce) kocht hij in najaar 1924 voor $ 5700 de hengst Colonel Bosworth. De voor het Rijk gekochte jonge paarden werden later doorverkocht aan Duitse fokkers, die lid waren van de draverfokvereniging en die zich verplichtten om met deze merries na hun vierde jaar te gaan fokken.
De paarden uit Amerika gingen meestal per boot naar Londen, vervolgens met de trein naar Harwich en dan met de veerdienst naar Nederland. In Hoek van Holland brachten ze enige dagen in de modelstallen van de expediteursfirma Louis van Vugt en Co. door. Ook kwam het wel voor dat ze in Rotterdam enige tijd gestald werden bij stal Meeuwis aan de Veemarktstraat. Van te voren had Alkemade dat al in de Nederlandse vakbladen aangekondigd, zodat eventuele Nederlandse geïnteresseerden daar hun keus konden maken. Vervolgens gingen de paarden per trein naar Elten, waar ze praktisch voor zijn deur uitgeladen werden. Bij aankomst in Nederland waren de paarden ongeveer 12 dagen onderweg geweest.
Alkemade bracht klasse-materiaal naar Duitsland, dat hij soms zelf hield voor zijn eigen stoeterij en soms direct weer doorverkocht. Zo importeerde hij de moeders van de Duitse Derbywinnaars Homer, Zora, Britton, Signal, Cicero en Xifra.
Ook Alma Foxbes, de moeder van Xiphias, die twee keer het Matadoren-Rennen won, was door Mees geïmporteerd, alsmede Lulu Arion, de moeder van de bekende fokhengst Tizian en Lucile Bingen, moeder van Arion Bingen.
Hij bracht het fokmateriaal van het nieuw gestichte Gestut Bindow van L. Lewin naar Duitsland, w.o. de moeders van Lucullus, Zora (de Duitse), Homer, Sudan e.a. Ook bracht hij veel materiaal binnen voor Gestut Dammsbruck en Dersenow.
Stoeterij Elten groeide uit tot de grootste stoeterij van Europa en al spoedig stond Mees Alkemade aan het hoofd van de
winnende fokkers in Duitsland. Aangezien in Duitsland alleen fokpremie werd uitgekeerd aan Duitse staatsburgers, liet Mees zich in 1928 tot Duitser naturaliseren. Zijn kinderen liet hij hierin de keus op hun 21ste jaar.
Hij importeerde vele dekhengsten uit Amerika, die een stempel op de Duitse draverfokkerij zouden drukken. Daartoe behoren Peter Duffy 2.10.1/4 (ingevoerd 1922, zijn grootmoeder Margaretha A 2.12 was een volle zuster van Axworthy), Anvil (1921), Colonel Bosworth (1924), Brussiloff (1924), Guy Bacon (1925), Morgan Axworthy, Harvest Druien (1925, dekte in 1926 en 1927 in Elten), Jay Lee (1924), King Watts (1922), Heir Reaper, Leverage, David Guy (1928) en Legality (1930). Voor de hengst Legality 2.02 had hij telegrafisch opdracht aan zijn relatie Thompson in Amerika gegeven deze voor hem te kopen. Hij betaalde er 18.500 dollar voor, de hoogste prijs van de verkoping. Nog op de boot verkocht hij Legality door voor 30.000 dollar (f 75.000) aan stal Petersburg in Berlijn. De bekende trainer Paul Finn was in opdracht van Friedrich Bolck uit Bad Oldesloe, die in Lasbek bij Bangteheide in Holstein een grote stoeterij had, hiervoor speciaal naar Londen gereisd.
Boven: De hengst Legality wordt in de haven van Londen
ingeladen voor transport per trein naar de veerboot van Harwich.
Rechts staat Mees Alkemade en naast hem de Duitse trainer Paul Finn.
Nog meer imports
Ook de schimmelhengst Senator Brewer, die nog bij Flip Knijnenburg op zijn stoeterij Ockenburg bij Den Haag ter dekking heeft gestaan, was een import van Mees.
In het najaar 1924 kocht Mees alleen al 61 dravers in Amerika. Hij reisde toen op 24 september via Engeland af en aanvaardde pas op 13 december vanuit New York de terugreis. De totale collectie werd in drie transporten overgebracht. De eerste zending van 19 stuks liet hij in het laatst van oktober via Hamburg naar Berlijn gaan, de tweede zending van 22 stuks ging dezelfde weg en het laatste transport van 20 stuks vergezelde hij zelf en kwam in Hoek van Holland aan.
Peter Beiler 2.07¼ kocht hij in december 1921 voor 1900 dollar, nadat een paar maanden eerder de hengst op een publieke verkoping nog voor 8000 dollar was ingehouden. Hij verkocht hem gelijk door naar Italië, waar hij een crack werd.
In het voorjaar van 1925 stuurde hij Gerrit Stokman uit Lobith voor ruim een half jaar naar Amerika om zich daar te oriënteren en zijn kennis van de Amerikaanse drafsport te verdiepen en om transporten te regelen.
In de Duitse Derby van 1928 waren de eerste 9 aankomenden van de 11 deelnemers in of door handen van Mees Alkemade gegaan. Omstreeks die tijd had hij samen met Jan Kruithof ook een draversstal op Ruhleben bij Berlijn. Op een gegeven moment had Mees op zijn stoeterij meer dan een dozijn dochters van Guy Axworthy, destijds de vooraanstaande dekhengst van Amerika, die daar ter dekking stond voor $ 2.000. In de Verenigde Staten was nauwelijks een stoeterij te vinden die er meer had.
In 1930 omvatte zijn stoeterij 40 fokmerries en 3 dekhengsten en in totaal meer dan 130 paarden. De dekhengsten dekten jaarlijks ver over de 100 merries, waarvan verscheidene uit het buitenland. Zijn fokmerries, veulens en jaarlingen liepen het gehele jaar
door buiten en werden in de herfst en winter bijgevoerd. De jaarlingen werden al in september ingereden en kwamen in november op stal. De stallen waren volgens Amerikaanse trant van hout gebouwd. Tussen de dravermerries liep een koppel beste roodbonte koeien om de kwaliteit van het gras beter te houden, terwijl hun melk verstrekt werd aan de veulens en in het voorjaar ook aan de dekhengsten en aan fokmerries met te weinig zog.
Daarnaast bezat hij in veel dravers een aandeel, samen met boeren in Westfalen en Rheinland. Hij had hen met veel geduld en volharding weten te overtuigen van het nut van een dravermerrie, ook voor het boerenwerk. En voor het fokken van paarden voor het leger.
Ook op de jaarlijkse jaarlingenshow in Gelsenkirchen was Mees met zijn fokprodukten de grootste inzender. In 1923 deden aan die show 51 jaarlingen mee, waarvan er 31 afkomstig waren van door Mees ingevoerde merries.
De hengsten Peter Duffy en David Guy stonden op zijn stoeterij ter dekking. Door de hengsten werden ook Holsteinse, Oldenburger en Westfaalse merries, soms zelfs zuivere koudbloedmerries, gedekt voor de halfbloedfokkerij.
Peter Duffy 2.10¼, geboren in 1914, werd in 1922 door Mees ingevoerd. Mees wist nog verschillende koersen met hem te winnen, niettegenstaande het feit dat hij in feite stukgereden in Europa aankwam. Hij verhuurde de hengst enkele jaren aan het Gestut fur Traberzucht te Falkensee in Berlijn en haalde hem in 1928 naar Elten terug, waar hij in 1936 stierf. Peter Duffy was van 1929 tot en met 1932 leidend vaderpaard in Duitsland en werd toen opgevolgd door David Guy.
David Guy 2.05½, geboren in 1915, was een eerste klas koerspaard en winnaar van de Horse Review Futurity Stakes in Columbus en de Matron Stakes in Philadelphia. Hij dekte van 1922 tot en met 1925 op de Laurel Hall Farm, in 1926 en 1927 op de Forest Farm in Terre Haute in Indiana. Mees kocht hem eind 1927. Vanaf 1933 was hij jarenlang de onbetwiste kampioen der vaderpaarden in Duitsland. Hij stierf in augustus 1940. Zijn beste produkt Xiphias 1.17.5, gefokt door Mees, won twee keer het Matadoren-Rennen.
Guy Bacon 2.08¾ was een voshengst, geboren in 1920, die Mees in 1925 importeerde voor 2000 dollar. Hij verpachtte hem eerst vier jaar aan Gestut Dammsbruck van Bruno Cassirer te Ruhleben in Berlijn als koerspaard en dekhengst, voor wie de grote vakman Charlie Mills trainer was. Guy Bacon ontpopte zich als een voortreffelijk koerspaard, dat de bijnaam de 'Leeuw van Duitsland' kreeg. Hij won drie keer het Matadoren-Rennen in Berlijn. Hij liep een wereldrecord van 1.29 over 7500 meter in het Deutsche Meilenrennen in Altona-Bahrenfeld, waar hij 475 meter aan de kop moest geven en als derde eindigde. Guy Bacon had een record
van 1.18.4, won in Duitsland 27 koersen en 116.866 Mark. Hij stood in 1930 in Elten ter dekking voor 400 Mark, hetzelfde bedrag dat voor Peter Duffy en David Guy gold. De hengst werd eind 1930 voor 1931 als dekhengst verhuurd aan de Budapester Trabrenn-Verein, waar hij datzelfde jaar juist voor de aanvang van het dekseizoen aan miltvuur stierf. Zijn dochter Adria won de Duitse Derby.
Prix d'Amérique-winnaar
Zijn grootste triomf als importeur behaalde Mees met de Amerikaanse hengst Hazleton. Hoewel zijn gezondheid het toen al niet meer toeliet om zelf de reis naar Amerika te maken, liet hij de hengst in het najaar van 1929 op de Old Glory Sales in New York voor 15.000 dollar voor zijn rekening kopen, de hoogste prijs op de veiling, en verkocht hem door aan de Italiaan Daniel Palazzoli. Het was de eerste twee-minuten draver, die naar Europa kwam. Mees had altijd beweerd dat een Amerikaan genoeg uithoudingsvermogen bezat om de Prix d'Amérique te winnen, iets wat bijna niemand in Europa voor mogelijk hield. Welnu, Hazleton won met Otto Diefenbacher in januari 1931 deze belangrijkste Europese draverij op Vincennes en verdiende daarmee 124.200 franse francs. Lucullus, die Mees in de moeder (Lady May King) ingevoerd had, werd derde. Dezelfde Lucullus had ook al het Matadoren-Rennen gewonnen. Dat de overwinning van Hazleton in de Prix d'Amérique geen toeval was, bewees hij een jaar later door deze koers opnieuw te winnen. Die tweede overwinning van Hazleton mocht Mees echter niet meer meemaken. Hij tobde al jarenlang met zijn gezondheid, waarvoor hij regelmatig ging kuren in Bad Nauheim. Op 12 februari 1931 zou hij aan een hartverlamming overlijden op slechts 51-jarige leeftijd. Hiermee was de grondlegger van de Duitse draverfokkerij heengegaan.
Op het moment van zijn heengaan hadden de produkten van door hem ingevoerde merries reeds vijf maal het Buddenbrock-Rennen gewonnen en vier maal de Duitse Derby. In het vierde deel van het Duitse Draversstamboek werd een uitvoerig in memoriam aan Alkemade gewijd. Ook in het Amerikaanse The Horse Review werd "Mace" geprezen als een groot kenner van de Amerikaanse draver, een gerespecteerd en integer koopman van de beste Amerikaanse paarden. Vermeld werd dat hij niet minder dan 53 dravers met
een record van 2.10 of sneller in Amerika gekocht had.
Annie Alkemade-Kuyten (1877 - 1957)
en dochter Nelly (1910 - 1959)
Boven: Annie Alkemade-Kuyten zette de fokkerij
na het overlijden van haar echtgenoot in 1931 voort.
(schilderij van de fam. Alkemade).
Boven: Nelly Alkemade (dochter van Mees sr. en Annie)
met de dekhengst Prince John.
Annie Alkemade-Kuyten en dochter Nelly
Zijn weduwe, die het bedrijf al leidde als Mees op een van zijn vele buitenlandse reizen was, zette de stoeterij voort. Zij
kocht de Houberg in 1931. Samen met hun dochter Nelly.
Nelly, hoog opgeleid en perfect Engels sprekend, en al jaren de administratie van het bedrijf voerend, was als geen ander in de Amerikaanse en Europese bloedlijnen ingevoerd. Haar eigenlijke naam was Petronella Martina Sylvestra Kuijten en zij was op 31 december 1910 te Bergen geboren.
(NB.
Dolf R. vertelde: Haar zuster trouwde ook met een pikeur, namelijk Pieter Appel, die ook enige tijd beheerder van Duindigt is geweest. Zij werden de ouders van de bekende voetbal-international Bram Appel en van Gerard Appel, ook een talentvolle sporter, bokser, kogelstoter, speerwerper, maar ook bookmaker, draver-eigenaar en fokker, o.a. fokker-eigenaar van de merrie Reine de Pomme.)
Na de dood van Mees werd het aantal fokmerries door zijn weduwe tot ongeveer de helft teruggebracht. Inmiddels had men op de hoeve Houberg ook een trainingsbaantje van 300 meter aangelegd voor stappend en langzaam werk. Er was een eigen hoefsmid aan de stal verbonden, waar W.Buckow de Gestütsmeister was, welke functie hij daarvoor op het Gestüt Germania bekleed had. Ook de weduwe Annie Alkemade was succesvol in de draverfokkerij. In 1933 won Xifra (van David Guy uit Allowance) voor Gestut Elten de Duitse Derby.
In 1938 waren er al weer 27 fokmerries op de Houberg aanwezig, alsmede de dekhengsten David Guy en Prince John. Dochter Nelly Alkemade zette de import uit Amerika voort. Reeds op 23-jarige leeftijd stak zij de oceaan over. Zij haalde al spoedig verschillende fokmerries en hengsten naar Europa, zoals Don Mc Elwyn, die in Elten ter dekking stond, evenals Prince John. In het Nederlandse vakblad Paardesport en Fokkerij gaf ze fokadviezen. Helaas zou ook zij al jong sterven, op 48-jarige leeftijd op 22 maart 1959. Door een val van een paard was zij epilepsie-patient geworden. Haar moeder was 2 jaar eerder gestorven.
Mees Alkemade junior
(1919 - 1970)
Boven: Mees Alkemade jr. traint Vita Kinley (van Mac kinley uit Intrepid)
van Stal Middenmeer op zijn trainingsbaan Sportplatz te Elten.
Boven: Mees Alkemade jr en zijn vrouw Hannelore en hun zoons,
die niets met paarden hadden, maar zo te zien wel met leeuwen.
Mees Alkemade junior
Mees Alkemade zijn zoon, Mees Jr. (eigenlijk Bartholomeus Gerardus Joseph), geboren 1 januari 1919, wilde aanvankelijk niets van dravers weten, maar later werd hij toch ook door die bacil besmet. De eenvoudige en hartelijke jongeman bracht zijn leerlingtijd bij Charlie Mills door, waarna hij trainer werd en de paarden van zijn moeder in de koersen reed. Zijn vrouw Hannelore Paul (geboren 9-1-1928 te Gelsenkirchen) had op jonge leeftijd ook nog in de koers gereden als amatrice. Mees Jr. zette ongeveer halverwege de oorlog de fokkerij voort. Omstreeks die tijd fokte hij met de Amerikaanse hengst Dynamic 2.04.1/4, welke begin 1940 aangekocht was. Het was een Volomite-zoon. In 1945 werd deze hengst in verband met de naderende frontlijn in Munsterland in veiligheid gebracht, maar juist daar zou hij in het weiland door vijandelijk vuur dodelijk getroffen worden. Een andere fokhengst was Spencer Gay 2.05 , een Spencer-zoon, in 1933 geboren op de Castleton Farm en door de wed. Alkemade via Holland ingevoerd.
De oorlog zou de fokkerij van Alkemade aanzienlijke schade berokkenen. Door de Duitse Wehrmacht waren al 37 paarden gevorderd en op 1 mei 1945 werden nog eens 63 paarden, w.o. de gehele K-jaargang, door de Stichting Algemeen Beheer van het Centraal Bestuur geconfisqueerd en als `herstelbetaling' afgenomen. Na jaren procederen zou de familie hiervoor gedeeltelijk schadeloos gesteld worden. Later werden nog diverse paarden door Alkemade teruggekocht. De merrie Lodoisca, de latere moeder van Zuviel 1.18.1, werd in Den Haag voor de groentekar teruggevonden.
Mees Jr was statenloos en zou in 1953, toen Elten tijdelijk Nederlands grondgebied was (van 1949 tot 1963), voor de Nederlandse nationaliteit kiezen. Allengs legde ook Mees Jr. zich meer op de fokkerij toe en reed hij weinig meer in koersen, maar hij bleef wel trainen. De trainingsbaan naast het weiland op de Houberg was inmiddels vergroot tot 800 meter. Hij fokte o.a. de uitstekende
Egil 1.19.0 (van Hairos II uit Krone von Elten) en Zuviel 1.18.1, die beide dekhengsten zijn geworden.
Hij exploiteerde verschillende goede hengsten op zijn station, w.o. Fabian, 1.24 als 2-jarige (gefokt door zijn moeder), Pioneer 2.01.2 en Volomon 2.04. Mees Alkemade jr is de drijvende kracht achter de aanleg van de baan Dinslaken geweest. Met zijn eigen tractor heeft hij de baan naar het voorbeeld van Roosevelt Raceway aangelegd.
Evenals zijn vader zou ook hij op 51-jarige leeftijd al overlijden, op 9 september 1970. Het echtpaar Alkemade had twee zoons welke geen belangstelling voor de draverfokkerij hadden en na een paar jaar (september 1973) besloot de weduwe
Hannelore Alkemade de stoeterij annex trainingscentrum te huur aan te bieden. Het bedrijf omvatte 20 ha. weiland en 13 ha. zeer zuiver water met een rijke visstand en geheel eigen rechten. Naast de riante woning, garage en schuur was er paardenstalling met 39 boxen.
De Nederlandse trainer Peter Koppejan (in 1971 als zelfstandig trainer in Baarlo begonnen) zou het complex, dat al enige tijd leeg stond, in 1975 pachten en er een succesvol trainingscentrum van maken.
De fokkerij van Alkemade heeft in belangrijke mate aan de Nederlandse draverfokkerij bijgedragen. Enerzijds omdat verscheidene Nederlandse fokkers hun merries bij zijn hengsten lieten dekken en anderzijds omdat nogal wat fokmerries uit zijn stoeterij in ons land ingevoerd werden. De grootste bijdrage kwam na de tweede wereldoorlog, toen een groot deel van de Alkemade-paarden geconfisqueerd werd en in het bezit van Nederlandse fokkers kwam.
Hieronder volgt een opsomming van de fokmerries en fokprodukten van Alkemade, welke van belang geweest zijn voor Nederland.
- Epona 1.26.3, geboren 1937 van Prince John 2.03¼ uit IJmuiden van Guy Bacon uit Bettie Thornton 2.08¾, een Amerikaanse merrie, door Mees Alkemade in december 1926 ingevoerd. Mees Jr. fokte er in Nederland Maaike van IJmuiden 1.25,2 uit, waarna ze bij M. Jurgens te De Steeg o.m. de uitstekende Sorento 1.18,2 en Walkure 1.23,8 bracht. Epona is de grondlegster van de gelijknamige Nederlandse merriestam.
- Fatum 1.36.8, geboren 1938 is van Prince John uit Werburg 1.23.3 van David Guy 2.05¼ uit Bettie Thornton. Dus uit dezelfde lijn als Epona. Nadat Mees jr. er in Nederland o.m. Milly Dynamic van liet registreren, is ze nog een dankbare fokmerrie voor P.Dj. Bolt uit Hoogemeeden geweest.
- Dorinda 1.25.4, geboren 1936 is van David Guy uit de Amerikaanse merrie Nelly Signal 2.03½, welke door Nelly Alkemade ingevoerd werd. Haar moeder Mary Tanner 2.29½ was al door Mees Sr. in 1925 ingevoerd en droeg toen de latere Duitse Derbywinnaar Signal 1.25.6. Dorinda werd later eigendom van Arnold van der Heyden en fokte bij haar o.m. Rosa Signal 1.22.4, die op haar beurt bij Henk Houtman in de Beemster weer de merrie Yelly Signal 1.29.1 bracht. Met deze merrie fokte Mees Alkemade Jr tussen 1965 en 1969 vier kinderen, w.o. de beste Ilina 1.19.5.
- Barcelona 1.26, geboren 1934 van Peter Dufly 2.10¼ uit Golden Worthy 2.08¼, een door Mees Sr. ingevoerde Guy Axworthy-dochter. Mees Jr. fokte van haar in Nederland o.m. Meta Dynamic 1.27.7 en Nanda 1.26. Meta Dynamic is de grootmoeder van de uitstekende fokmerrie Mairy Dynamic, die o.m. de tonwinnares Zingana du Bois bracht. Barcelona komt uit de Amerikaanse Abbess-familie.
- Barcena 1.24.4, geboren 1934 van The Laurel Hall 2.06¼ uit Zinnia 2.11¼, al weer een Guy Axworthy-dochter, door Mees Sr. ingevoerd uit Amerika. Barcena bracht in Duitsland bij Mees Jr. Krone von Elten 1.29.1 en was later nog fokmerrie bij Roelof van der Veen in Blankenham. Krone von Elten bracht bij Mees Jr. tussen 1947 en 1959 negen veulens, waarvan vijf in Duitsland en vier in Nederland, w.o. Willy H 1.22.1. Barcena is de stammoeder van de gelijknamige Nederlandse merriestam.
- Barke 1.23.4 geboren 1934 van David Guy uit Maud Peters 2.14, een Chestnut Peter-dochter, door Mees Sr. ingevoerd. Barke bracht bij Mees Jr. in Nederland Menno Dynamic 1.24.4 en was later eigendom van resp. H.J. Hensen te Groningen en G. Brouwer te Purmerend. Ze is o.m. de moeder van de uitstekende Niekie BH 1.22.4 en Tommy Mars 1.19.2 en de grondlegster van de Barke-stam.
Een volle zuster van Barke was Dido 1.30, waaruit Mees Jr. Notre Dame 1.25.2 zou fokken en die later bij Jo. Smit te Groningen nog de goede Pelikaan S 1.23.4 bracht.
- Batavia 1.23.7 geboren 1934 van Truax uit de Amerikaanse merrie Hindustan 2.03½, door wed. A. Alkemade uit Amerika ingevoerd. Ze was later fokmerrie van Joh.Smit te Groningen.
- Capazität 1.26.3, geboren 1935 van Peter Duffy 2.10¼ uit Bella Guy 2.14½ (v.Guy Axworthy), door Mees Sr. ingevoerd. Capazität kwam in Nederland in handen van J.L. Bolt te Zuidhorn, die o.m. de uitstekende Nora Spencer 1.22.6 uit haar fokte. Capazität is de grondlegster van de gelijknamige merriestam.
- Elly Brooke geboren 1939 bij F. Schulte-Rebbelmund van Morgan Axworthy 2.17 uit Nella Brooke 2.09½, beide door Mees Sr. ingevoerd. Mees Jr. fokte bij Elly Brooke in Nederland de goede Martini Spencer 1.23.3. Bij E. de Lange in Blokzijl bracht ze later de Fokmerrie Quick Annie, moeder van o.m. IJlbode B 1.18.7.
- Elsbeere geboren in 1937 van David Guy uit Allowance 2.09¾, door Mees sr ingevoerd. Mees jr. fokte bij haar in Nederland Maarten Spencer 1.26.2. Bij Joh. Smit bracht ze Toekan S, de moeder van Felix 1.16.6.
- Feodosia 1.32.2 geboren 1938 van Warren Guy 2.07½ uit Zauberflöte 1.21.9 van Peter Duffy uit Elizabeth Dillon 2.11, door Mees sr ingevoerd. Uit een dochter van Feodosia, Ultra 1.29.2, fokte Mees Jr in Nederland Blido 1.24.9. Later heeft J. Boon te 's-Gravenzande nog meerdere veulens uit Ultra gefokt.
Een andere dochter van Zauberflöte was Johanna Sebus 1.24 (v. Spencer Gay 2.05), bij welke merrie Nico Bloemsaat te Utrecht de goede IJsselmonde 1.21.4 fokte.
- Harthilde 1.31.6 geboren 1940 van David Guy uit Mimi 1.30.1 van Peter Pluto 2.05¾ uit Judy Chambers 2.29¾, door Mees Sr ingevoerd. Jaap de Waal heeft nog met Harthilde gefokt. Regina Hanover 1.18.8 komt uit deze lijn.
- Kesse 1.31.6 geboren 1943 van Don Mc Elwyn 2.04 uit Zarewna 1.27.8 van David Guy uit Sara Dillon 2.14¼, een import van Mees Sr. Mees Jr fokte van haar vijf veulens tussen 1951 en 1955, alle van Fabian 1.24. De beste waren Trabant 1.24.8 (winnaar Jonkerprijs en Produktendraverij 1954) en Vanadis 1.19.7 (winnares Sweepstakes en Derby in 1957).
- Klarinette 1.25.6 geboren 1943 van Spencer Gay uit Bonne 1.26.2 van David Guy uit Susan Volo 2.13½, een door Mees Sr ingevoerde dochter van Peter Volo. Uit Klarinette fokte Mees Jr tussen 1952 en 1955 vier veulens van Fabian, w.o. Umbra 1.30 en Vitalis 1.22.1 (winnaar Sweepstakes 1957). Bij Umbra fokte Mees Jr 5 veulens tussen 1960 en 1966, w.o. Diogen 1.19.3 en Firmin 1.20 (winnaar Sweepstakes 1967).
Boven: Barke (geb. in 1934 te Duitsland). Zij is hier te zien als 2-jarige.
Werd een prima fokmerrie voor Mees Alkemade.
Boven: Kesse hier in 1946 met haar eigenaar-rijder Mees Alkemade.
Kesse bracht o.a. Trabant (Jonkerprijs- Productendraverij) en
Vanadis (Derbywinner) beide van Fabian.
|